vlak - voor
- vlak
- vlak (van) tevoren
- vlak aan de kant
- vlak bij de school
- vlak eronder
- vlak langs de muren lopen
- vlak na iemand aankomen
- vlak van kleur
- vlak voor de wedstrijd een peptalk met de spelers hebben
- vlak voor de wind zeilen
- vlakaf
- vlakbij
- vlakgom
- vlakken
- vlakmaken
- vlakte
- vlaktemaat
- vlam
- vlam vatten
- Vlaming